Standaardleerplankje

Het Standaardleerplankje puntsgewijs
*om de woorden te kunnen afbeelden is gekozen voor zelfstandige naamwoorden. De hond heet sûk. De andere afbeeldingen spreken voor zich.
*er is bewust gekozen voor eenlettergrepige woorden.
*kort geschreven klinkers klinken altijd kort (zôk).
*lang geschreven klinkers, geschreven als verdubbeling van de korte, klinken altijd lang (skôôp).
*de eerste en de derde rij van de leerplank laten in het rood de korte klinkers zien, met daarbij paarsgewijs de daaraan gekoppelde lange klinkers in de tweede en vierde rij. Per kolom zijn verwante klinkers zoveel als het kan gegroepeerd (a aa à àà / ô ôô ò òò / û ûû ü uu)
*tweeklanken uit het Sn (klinker+halfklinker) worden genoteerd als twee klanken: au en ou worden ô+w (rôwk/vrôôw), ei en ij worden è+j (zèjp/èèj), ui wordt ö+j (bört/lööj).
*de tweeletterklanken ‘ie’ en ‘oe’ uit het Sn worden ‘y’ en ‘û’ en de eu wordt om zijn verlenging øø.
*medeklinkers uit het Sn van meer letters worden met één letter weergegeven (‘ng’ wordt ‘ñ’ in skèñk, riñ).
*er wordt onderscheid gemaakt tussen zachte en harde ‘g’ (‘ğat’ en ‘zaag’).
*een eenlettergrepig woord bedenken wat een zelfstandig naamwoord is en tevens de onbeklemtoonde ‘e’ in zich heeft, bestaat niet. Vandaar dat het enige woord op de leerplank met meer dan één lettergreep het woord vèèreke is, met zelfs twee maal de onbeklemtoonde ‘e’ in zich. Het is als laatste woord opgenomen in de toch al bijzondere onderste rij met de medeklinkers ‘g’ ‘ğ’ ‘ñ’ in het groen en met de eenling vos (die heeft namelijk geen gekoppelde lange klinker, omdat verlenging van o geen oo oplevert maar ôô).
*Leesplankjes in dialecten zijn vaak bonte verzamelingen van plaatjes en typische woorden waarin niet alle letters opgenomen zijn.
*Leesplankjes in het algemeen zijn bedoeld als didactisch hulpmiddel om alle klanken aan te leren d.m.v. plaatjes en goed gekozen, veelal éénlettergrepige, klankzuivere woorden (aa p / n oo t / m ie s ; boom roos vis ; skats zôk sûk).
*Kleurverschil van klinkers en medeklinkers bevordert de analyse.
*Bij nieuwe woorden kan teruggevallen worden op het leesplankje.
*Vanwege het didactisch element heet het leesplankje een leerplankje of lèèrplèñkske.
*alle spellingregels zijn erin opgeslagen: weglaten eind-n (vèèreke.),‘t’ als je ‘t’ hoort (màànt), p als je p hoort (wèp).
*Ut Lèèrplèñkske biedt alle 26 Hèlemònse klinkers (rood) en alle 19 Hèlemònse medeklinkers (16 zwart en 3 groen).
Aanvulling op het lèèrplèñkske:
*‘ch’ wordt ‘g’ (licht wordt ligt), en ‘sch’ wordt ‘sg’ (Schiphol wordt Sgiphol. Pas op! scooter wordt sgûter, bioscoop wordt byjôsgoop).
In het Nederlands schrijf je bv. rokken en roken respectievelijk met dubbele ‘k’ en één ‘k’. We realiseren ons niet meer dat wat erachter staat, bepaalt hoe je wat ervoor staat moet uitspreken. Na een dubbele ‘k’ zeg je namelijk ‘o’ en na één ‘k’ spreek je dezelfde ‘o’ als ‘oo’ uit. Verdubbeling van medeklinker na de klinker om aan te geven dat de klinker ervoor kort is, is in ut Hèlemòns overbodig geworden, omdat een korte klinker nooit lang klinkt. Appel wordt apel en in ut Hèlemòns is het dus ook: water, vader en later met de a van skats die altijd kort klinkt. Wil je in ut Hèlemòns een lange klinker, dan schrijf je die ook. De Nederlandse kater wordt dan un Hèlemònse kaater.

