Leerplankje met woordgeslacht

Mannelijk, vrouwelijk, onzijdig
Omdat je om ut Hèlemòns goed te spreken moet weten of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is, zijn alle woorden van dit leerplankje voorzien van de aanduiding m, v of o. Veel meer dan in het Standaardnederlands ben je afhankelijk van de bewuste kennis daarvan. Alleen voor de geboren en getogen Hèlemònder is dat niet noodzakelijk, omdat die al beschikt over een van huis uit meegekregen perfecte beheersing van het woordgeslacht. Moeiteloos past de moedertaalspreker alles correct toe. Om jaloers op te worden. Zoals een Duitser zich niet druk maakt over de juiste naamvallen zo weet n’n Hèlemònder als geen ander de juiste verbuigingen van lidwoorden, aanwijzende voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden te berde te brengen. Zijn verbuigingen van die woordsoorten dan überhaupt mogelijk? In het Sn niet of nauwelijks. Daar kun je volstaan met de lidwoorden de, het en een en met de aanwijzende voornaamwoorden deze, dit en die en dat. Bezittelijke voornaamwoorden in het Sn getuigen ook al van simpelheid, want als het van mij is, dan is het mijn man, mijn vrouw en mijn kind.
Zo eenvoudig als dit lijkt, iemand die het Nederlands als vreemde taal te leren heeft, stuit vrijwel direct op gebrek aan kennis van het woordgeslacht. Maxima heeft zich bij haar inburgering aanvankelijk veel moeite moeten getroosten om af te raken van bv. de boek of die meisje. Regelrechte struikelblokken zijn het. Zo vergaat het ook de Nederlander die zich waagt aan ons dialect. Valkuilen zijn het die juist verraderlijk zijn omdat de buitenstaander ze niet opmerkt. Daarom is een eerste en veilige stap om ut Hèlemòns te leren het aanhoren en lezen (passief taalgebruik) van ons dialect. Het zelf gaan spreken komt op het tweede plan (actief taalgebruik). Want zo lang als je ut Hèlemòns leest, hoef je niet in te zitten over de juiste verbuigingen, ervan uitgaande dat wat je krijgt voorgeschoteld ook juist is.
