Woordsoorten
alle woordsoorten die relevant zijn voor ut Hèlemòns
1. Lidwoord:
Sn: de, het, een
Hèlemòns: zie ook De Leerplankskes de, ut, ne, un.
verdere invulling volgt
2. Persoonlijk voornaamwoord:
Sn: ik, ’k, jij, je, hij, ie, zij, ze, wij, we, jullie, u, zij, ze.
Hèlemòns: ‘k ik ike / ğaaj ğe / haaj y zaaj ze /
we waaj waly / ğaly / huly huny / zaaj zaly ze.
verdere invulling volgt
3. Werkwoord:
vgl. Italiaans, Engels, Duits, Nederlands en Hèlemòns.
werkwoordvervoegingen
verdere invulling volgt
4. Bezittelijk voornaamwoord:
zie ook De Leerplankskes mine, meen
verdere invulling volgt
5. Wederkerig en wederkerend voornaamwoord:
mezelf - m’n èèjğe
elkaar - mekaar
verdere invulling volgt
6. Zelfstandig naamwoord:
geslacht zie ook De Leerplankjes m. v. o.
enkelvoud-meervoud zie ook Stukske 17-18,
klinkerverandering bij samenstellingen,
klinkerverandering bij verkleinwoorden (klôk- klökske)
verdere invulling volgt
7. Bijvoeglijk naamwoord:
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
verdere invulling volgt
8. Hoofdtelwoord:
ine in’n in’m / èjn, twèje, dryy, vyyr, vèèjf …
verdere invulling volgt
9. Rangtelwoord:
d’n ürste mèns, d’n ürst’n aap, d’n ürst’m bûûr / de
ürste vrôôw / ut ürste kyntje. Ut ürst, ut twit, às dèrdes, às vyrt, às vèèjft …
verdere invulling volgt
10. Voegwoord:
als/dan às/às
of wordt às
verdere invulling volgt
